Je leert het beste door iets te doen. Dus om een taal te leren moet je LEZEN, SCHRIJVEN en LUISTEREN, maar vooral PRATEN.
Een tekst bereiden we goed voor: ik lees voor en u / jij herhaalt (voor de uitspraak), werken we aan tekstbegrip en vocabulaire. Daarna kunt u / kan je de tekst zelf lezen én begrijpen.
Een simpele invuloefening is niet voldoende: de woordvolgorde in het Engels is niet hetzelfde als in het Nederlands. Door zinnen te schrijven leert u / je hoe je je goed kan uitdrukken in het Engels.
Grammatica kan een beetje saai zijn, maar ze is wel belangrijk: het zijn de bouwstenen van een taal. Je moet niet alleen weten hoe je de ‘tijden’ in het Engels moet vormen, maar ook wanneer je ze moet gebruiken.
Door goed uitgelegd te krijgen hoe je de typische Engelse klanken vormt (hoe en waar dat voelt in je mond en keel), leer je de juiste uitspraak.
Dit leer je het beste en het snelst in een context, dus in een zin. Woordenlijsten zijn niet nutteloos, maar als je alleen losse woorden leert zijn het net honderden puzzelstukjes in je hoofd.
Dit is waar iedereen het meeste tegenop ziet, maar stress is echt niet nodig! We nemen de tijd, en we houden uw / jouw tempo aan. En beetje bij beetje lukt het dan zeker.
Om een gesprek te kunnen voeren in het Engels is het wel handig als je de ander verstaat, toch? Engels is een rytmische taal met accenten op lettergrepen. Luisteren oefenen we bijvoorbeeld met behulp van video’s, muziek en podcasts op YouTube.
Stéphanie zag enorm op tegen haar eindexamen door haar dyslexie. Ik heb haar een berichtje gestuurd om haar succes te wensen en gerust te stellen:
“Saskia is een hele goede leerkracht, een persoon met aandacht voor haar student, ik beveel haar zeker aan.
Ze is georganiseerd en pedagogisch. Ze geeft antwoord op alle vragen en heeft goede ideeën om de lessen aan te vullen en waardevoller te maken.
